tekst
Ruimte Voor Het Kostbare
Bedenkingen bij het oeuvre van Maria Gabriëlle
VERINNERLIJKING
De kunst wordt wel eens de spiegel van de maatschappij genoemd. Veel kunst wordt geleid door de fonkelende principes van de massamedia waardoor de kunst gedeeltelijk opgaat in het dagelijkse gebeuren. De kunst valt zelfs dikwijls niet meer op als kunst. De symbiose tussen commerciële beeldtaal en de artistieke taal van de kunstenaar is tegelijk een boeiende en problematische evolutie. De kunst verhoudt zich tot het systeem, wordt er deel van en verdwijnt. Weinig kunstenaars voelen zich nog geroepen andere paden in te slaan om de vervlakkende macht van de publicitaire beeldtaal te ontwijken en zelfs te negeren. Het oeuvre van Maria Gabriëlle getuigt van een weergaloze verinnerlijking waarin het grote, expressieve gebaar langzaam plaats maakt voor een geduldig zoeken naar schoonheid gebaseerd op het aftasten van de wetten van licht, vloeistoffen en zwaartekracht. De draaglijke lichtheid van haar oeuvre werpt een diffuus en poëtiserend licht op een verloren gewaande praxis om het onuitspreekbare artistiek te reveleren. Maria Gabriëlle werkt met de meest minimale en broze materialen waardoor de haast onaanraakbaarheid van haar werk een paradoxale relatie en afstand belichaamt tussen het kunstwerk en de toeschouwer. De kunst van Maria Gabriëlle is als een minimale ode aan de kleine en nooit te fixeren zelf-kantjes en anomalieën van denken en leven.De kunst van Maria Gabriëlle trekt aan door de esthetiserende bevalligheid waarin decoratieve herkenbaarheid wordt gekoppeld aan principes die doen denken aan een zachte manier van wetenschapsbeoefening. Zij slaagt erin met bijna niet-middelen een tot fantasieprikkelende wereld te ontvouwen waarin het licht een spel speelt tussen de wonderbaarlijke gewaarwording van kleur en “verre”, dieperliggende figuratieve componenten.
TUINEN
Maria Gabriëlle concipieert beeld-constellaties als ideële tuinen waarin de zoete kleuren, gedroogde bloemen en blaadjes of kopies van natuurelementen een relatie aangaan met vertwijfelend getrokken pigmentlijnen of de aanbreng van zoete vullingen met honing. Honingstreepjes, vlekjes, spatten, mengsels van pigment met zout en suiker en vloeistoffen die doorheen intuïtief bedachte positioneringen een zachte kleurengloed werpen op een muur zijn visuele accenten in haar composities die de conceptuele indruk nalaten rond te dwalen in een haast sublieme sprookjesachtige wereld. Het plastisch universum van Maria Gabriëlle ontsluit de schoonheid door juist de kracht van die schoonheid te ontvouwen en “daar” te stellen. De kracht waarmee zij het kleine, bijna achteloze vlekje op een stukje zijdepapier laat druppelen, getuigt van een groot sensibel vermogen om net zoals iemand als de Amerikaan Richard Tuttle kleur en vorm te laten samenvallen tot een onbereikbare en meteen weinig definieerbare vorm van schoonheidsbeleving. Haar tuinen zijn bevolkt met bloemen, negatieffotografische reproducties van kunstbloemen tot zelfs piepkleine parfumflesjes waarin de geur wordt herleid tot een “visuele” suggestie. Maria Gabriëlle maakt verstilde kunst waarin een subtiel omgaan schuilt met beweging. Niet alleen de toeschouwer wordt geacht zelf het spel van kleur en schaduw te regisseren via het opzoeken van andere en licht-rijke standpunten maar ook in het werk zelf wordt soms een zachte filmische connotatie ingebouwd. Bijvoorbeeld door het flinterdunne Japanse inpakpapier te gebruiken als projectiescherm voor het capteren van een diabeeld. De onweerstaanbare beweging van het papier destabiliseert de vlakke perceptie van het lichtbeeld op een manier dat het statische overgaat in een confuse vorm van beweging op flinterdun papier. Het zijn juist de kleine, minuscule ingrepen die haar minimale en veelal efemere “situaties” omtoveren tot een artistiek microkosmos waar “het begrijpen” gelegen is in het aanvoelen. De ondubbelzinnige lokroep aan onze meer en meer “achteropgeraakte” en afgestompte zintuigen en aan de innerlijke, intuïtieve drang naar particuliere en “geheime” interpretatie is te beschouwen als een te koesteren tegendraadsheid binnen het actueel artistiek discours. Het nietige is daarom geen synoniem voor het niets; haar installaties zijn als melodieën die golvend dwarrelen langsheen de poëtische en melancholische zelfkant van het leven. De beeldende kunst begint waar het woord hapert.
LICHT-HEID
Maria Gabriëlle evoceert het minimaal perceptuele via het zoekend aftasten naar licht-spelingen die amper de schijn van een aanwezigheid verraden. Haar installaties zijn dan ook erg afhankelijk van externe lichtbronnen. “Alice in Wonderland” is een prachtig werkje waarin het buitelend figuurtje als een schaduw op een muur terecht komt via het breken van het licht doorheen het glas van een vaas gevuld met water. Meteen komt men in de buurt van het verhaal van Narcissus en de onfortuinlijke Echo die haar hang naar liefde maar niet beantwoord kreeg. Het sublieme schilderij “Narcissus” van de 16e-eeuwse Italiaanse schilder Caravaggio is een meesterlijk doek waarin Narcissus niet alleen lijkt uit te kijken naar zijn zinnenstrelend zelfbeeld maar ook als het ware nieuwsgierig is naar de rimpelende toevalligheden tussen licht en water waarin het zelfbeeld een ongrijpbare en steeds wisselende gedaante krijgt. Kunstinterventies gebaseerd op het projecterend breken van licht via intermediair gekleurde vloeistoffen is synoniem voor het artistiek resultaat deels over te laten aan weinig controleerbare, externe omstandigheden. Maria Gabriëlle laat op die manier de gedachte binnensluipen waarin de kunst niet louter een unidimensioneel vertoog voert met de toeschouwer. Het toeval, de soort plek, het beloop van de tijd en/of het moment worden de inherente condities van het kunstwerk. De kunstenares voert op die manier een regie zoals de regisseur in een theaterstuk nooit voor 100% kan bepalen hoe de acteurs zich aan de vooraf opgelegde spelregels van het scenario zullen houden.
Maria Gabriëlle lokt het licht en bijgevolg de kleur in een val waarin de houdbaarheid in vraag wordt gesteld. In de ruimte van Netwerk was een wonderbaarlijk werk te zien waarin een diabeeld werd geprojecteerd op een spiegel voorzien van een laagje pigment gemengd met zout. Het abstracte beeld op de “gemaquilleerde” spiegel reflecteerde het beeld op de tegenoverliggende muur waarop de afbeelding verscheen van “Alice” in avondlicht. Deze prachtige, gelaagde kunstinterventie balde alle mogelijke discussies over abstract/figuratief; verhaal/non-verhaal samen tot een aandoenlijke kijk-ervaring waarin het semi-wetenschappelijk experiment gekoppeld werd aan verwondering en de creatie van een zonderlinge, poëtische en sprookjesachtige “omgeving”. Hierin ligt het verschil met de Californische “light and space”-kunstenaars zoals James Turell of Robert Irwin: Maria Gabriëlle zoekt niet het spektakel op, maar bouwt juist “plaatsgevoelige” installaties en bouwt absoluut geen ideale, monumentale kamers of plekken waarin het licht en eventueel ingenieuze effecten op een theatrale manier de ogen van de toeschouwers verbazen/verblinden. Ook in andere werken op papier waarin zij bijvoorbeeld de gevouwen middenlijn voorziet van een streep kleur, komt het gehele werk pas in het “(ge-)zicht” van de toeschouwer bij het langzaam voorbijwandelen van het werk. Ze verplicht als het ware de toeschouwer haar installaties te bekijken vanuit een mobiel, “filmisch” perspectief…
Ludwig Wittgenstein in “Opmerkingen over de kleuren”
Het zuivere kleurbegrip is er niet (73)
MUZIKALITEIT
De interventies van Maria Gabriëlle verraden een muzikale structuur. Kleine interpuncties met lijnen van pigment of honing op de muur; op de grond of hier en daar efemere, subtiele lichtbrekingen zijn de ingrediënten voor een ritmerend spel van als het ware visuele klanken. De installaties van Maria Gabriëlle zijn nooit reproduceerbaar, hooguit herkenbaar. Zowel in haar installaties in Antwerpen, Barcelona, Aalst of Brussel is de totaliteit duidelijk meer dan de som van de delen. Zij installeert suites van op elkaar volgende visueel esthetisch te beleven tere “breekpunten” waarin de inhoud vergelijkbaar is met de soms moeilijk onder woorden te brengen emotionaliteit bij het beluisteren van geluid of melodie. Maria Gabriëlle ge-laagt haar werk in een stijlloze, trendontkennende richting waarin de woordeloosheid plaats maakt voor sterk zintuiglijke gewaarwordingen die garant staan voor het intens en intiem genieten van kunst.
Il y a cet espace au sein duquel les choses se produisent qui n’admet aucune logique préalable… Ce qui compte – c’est d’être intensément a l’écoute de soi-meme – la connaissance de soi nous sauve de ce qui relève uniquement du style.
(Richard Tuttle, geciteerd in een persbericht van Musée d’Art Moderne de Paris, 1980)
(*) titel ontleend aan het stuk “Ibizaanse reeks” van Walter Benjamin
23.04.2013